Rijk, provincies en gemeenten hebben de bevoegdheid om woonhuizen en andere panden (bijvoorbeeld bedrijfspanden of gebouwen met een openbare functie) de status van monument te geven. Het vaakst gebeurt dat door gemeenten. Zij kunnen binnen hun eigen grondgebied monumenten aanwijzen.
Dat kan niet zomaar, daarvoor moet eerst een bepaalde procedure gevolgd worden.
Die procedure dient ertoe om vast te stellen of een pand ‘monumentwaardig’ is en daarom de monumentenstatus moet krijgen en om de eigenaar van het pand en belangenorganisaties die opkomen voor monumentenbescherming de gelegenheid te geven om te zeggen wat zij van zo’n plan vinden.
Uiteindelijk beslist het college van burgemeester en wethouders of een bepaald pand monument wordt. Het college van B&W legt net als over al zijn handelen ook over deze beslissing politieke verantwoording af aan de gemeenteraad. De beslissing kan daarnaast aan de rechter worden voorgelegd, die dan beoordeelt of de beslissing juridisch deugt.
De procedure bestaat in uit de volgende stappen:
- Het startpunt wordt gevormd door een voornemen van het college van B&W om een bepaald woonhuis of ander pand als monument aan te wijzen. Dat voornemen kan zijn gebaseerd op een initiatief van het college van B&W zelf, of op het verzoek van een belangenorganisatie of van de eigenaar. Dat laatste (verzoek van de eigenaar) komt niet zo heel vaak voor.
- Het college van B&W stuurt over dit voornemen een brief aan de eigenaar en eventuele andere zakelijk gerechtigden. In die brief moet worden uitgelegd waarom het college van B&W meent dat het pand de status van monument verdient. Die uitleg hoort op een deugdelijk onderzoek te berusten, waarin de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarden en de zeldzaamheidswaarde van het pand worden beoordeeld.
- Vanaf het moment dat het voornemen is bekendgemaakt krijgt het pand voorbescherming. Het gebouw mag niet meer zonder vergunning worden gesloopt, verbouwd of veranderd. De voorbescherming geldt totdat het college van B&W een definitief besluit over het al dan niet aanwijzen als monument heeft genomen.
- Zodra het college van B&W zijn voornemen tot aanwijzing monument heeft bekendgemaakt, moet het advies vragen aan de monumenten- of erfgoedcommissie van de gemeente. Die commissie moet binnen een bepaalde termijn advies uitbrengen. Meestal is die termijn 8 of 12 weken.
- Daarna krijgen de eigenaar, eventuele andere zakelijk gerechtigden en belangenorganisaties de gelegenheid hun zienswijze over het voornemen en over het advies van de commissie te geven. Voor de eigenaar die het niet eens is met een aanwijzing van zijn pand als monument kan het zinvol en nodig zijn om een contraexpertise te laten verrichten. Verder is het voor de eigenaar belangrijk om grondig en met goed onderbouwde argumenten uit te leggen welke financiële en andere nadelige gevolgen een aanwijzing voor hem zou hebben. Het college van B&W moet daar rekening mee houden. De zienswijze moet binnen een bepaalde termijn worden ingediend. Meestal is die termijn 4 of 6 weken.
- Na het verstrijken van de termijn voor de zienswijze neemt het college van B&W een definitief besluit of het pand in kwestie de monumentenstatus krijgt. Het college van B&W neemt zijn besluit op basis van alle onderzoeken, informatie en argumenten die voorliggen. Het college heeft gemiddeld circa 8 weken nodig voor het nemen van een definitief besluit maar het kan ook korter of langer duren.
- Is het besluit genomen, dan kunnen eigenaar en belangenorganisaties bezwaar maken tegen het besluit als ze het er niet mee eens zijn. Dat moet binnen 6 weken gebeuren. Dit is een harde termijn. Wie te laat is heeft het nakijken. De bezwaarprocedure bestaat uit hoor en wederhoor. Meestal gebeurt dit via een gemeentelijke bezwaaradviescommissie. De bezwaarprocedure eindigt met een beslissing op bezwaar, die door het college van B&W wordt genomen. Die beslissing kan inhouden dat de gemeente de monumentenstatus handhaaft, aanpast of weer intrekt. De beslissing op bezwaar moet binnen uiterlijk 18 weken worden genomen. Op deze termijn zijn uitzonderingen mogelijk.
- Als de eigenaar of belangenorganisaties het niet eens zijn met de beslissing op bezwaar, kunnen ze daartegen beroep instellen bij de rechtbank. Dat moet binnen 6 weken gebeuren. Wie te laat is heeft het nakijken. De procedure bij de rechtbank duurt ongeveer een jaar en eindigt met een uitspraak.
- Als de gemeente, de eigenaar of belangenorganisaties het niet eens zijn met de uitspraak, kunnen ze daartegen hoger beroep instellen bij de Raad van State. Dat moet binnen 6 weken gebeuren. Wie te laat is heeft het nakijken. De procedure bij de Raad van State duurt ongeveer een jaar en eindigt met een uitspraak.
- In het geval dat de gemeente, de eigenaar en belangenorganisaties het niet met elkaar eens zijn en besluiten om hun meningsverschil uiteindelijk via de rechter uit te vechten, kan het in totaal 3 jaar duren voordat in hoogste instantie en definitief vaststaat of een pand al dan niet de monumentenstatus krijgt.
Dit is een algemene beschrijving. Elke gemeente heeft eigen regels, die zijn vastgelegd in de plaatselijke Erfgoedverordening, die is te vinden op https://lokaleregelgeving.overheid.nl/. Daardoor kan de uitwerking van de hier beschreven procedure per gemeente net iets anders zijn dan hierboven beschreven.
Heeft u vragen of hulp nodig? Via onze Helpdesk helpen wij u graag verder.