Ondanks het positief advies van de Raad voor Cultuur (RvC) heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de aanvraag om de Bentheimer waterput uit 1575 aan te wijzen als beschermd rijksmonument afgewezen. Er moet vanuit worden gegaan dat de eerder voor de Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2006 geformuleerde beoordelingscriteria, ook bij in dit geval toepasselijke Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2007 nog van toepassing zijn. Dit betekent dat een monument van vóór 1940 alleen als beschermd monument kan worden aangewezen, indien sprake is van een topmonument. Uit de toelichting bij de eerdere Tijdelijke Beleidsregel 2006 blijkt dat een monument vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde kan worden aangewezen als topmonument. Bovendien moet het monument een onmisbare ijkwaarde hebben ten opzichte van het overige bouwbestand.
Deze criteria zijn niet nadrukkelijk meegenomen in het door RvC gegeven advies. Nu er reeds Bentheimer waterputten worden beschermd, is volgens de Minister geen sprake van een onmisbare ijkwaarde ten opzichte van het overige bouwbestand. De Afdeling oordeelt dan ook dat de Minister op goede gronden het verzoek om aanwijzing als rijksmonument heeft afgewezen. Het ingestelde hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
Buiten de context van deze uitspraak kan worden vastgesteld dat de Tijdelijke Beleidsregel 2007 al weer is opgevolgd door nieuw vastgestelde Tijdelijke Beleidsregels. De bestendige lijn is dat monumenten van voor 1940 alleen nog kunnen worden aangewezen als sprake is van een bedreigd topmonument.
Zie: ABRvS 19 maart 2014, zaaksnummer 201303779/1/A2, ECLI:NL:RVS:2014:941