Een boomkweker te Boxtel kan zich niet verenigen met het bestemmingsplan “Buitengebied” voor zover daarin aan haar percelen de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie-Catgeorie 2” is toegekend en gaat tegen het plan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). De dubbelbestemming belemmert de boomkweker in zijn bedrijfsvoering, zo betoogt hij, omdat het door deze bestemming verboden is om zonder omgevingsvergunning de grond te roeren. De Afdeling stelt de boomkweker echter in het ongelijk. De toegekende dubbelbestemming brengt met zich, zo overweegt de Afdeling, dat voor normaal agrarische gebruik geen omgevingsvergunning is vereist, mits de grond niet dieper dan 50 centimeter wordt geroerd. Uit een deskundigenbericht is gebleken dat voor de zogenoemde spillenteelt op deze percelen de grond niet dieper dan 50 centimeter zal worden geroerd. De boomkweker wordt dus niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd. Ook het argument van de boomkweker dat het archeologisch onderzoek gebreken vertoont, wordt niet door de Afdeling gehonoreerd.
Een opmerking bij deze uitspraak. Hoewel in dit geval geen sprake was van een archeologische (dubbel)bestemming die de bedrijfsvoering van betrokken appellant onevenredig belemmerde, kan dat natuurlijk wel het geval zijn. Ook kan het best zo zijn dat een archeologisch onderzoek gebreken vertoont. Om dat bij een bestuursrechter aannemelijk te maken, volstaat echter nooit de enkele stelling dat dit zo is. Daarvoor is tegenbewijs nodig, bijvoorbeeld in de vorm van deskundigenrapporten, en wel van zodanige kwaliteit dat de vaste jurisprudentielijn dat een bestuursorgaan in beginsel op eigen adviseurs mag vertrouwen, wordt doorbroken.
Zie: ABRvS 20 juni 2014, ECLI;NL:RVS:2014:2273