In de onderhavige zaak zijn er monumentenvergunningen verleend voor het demonteren en verwijderen van de orgelkas van het Peter Gerritsz-orgel uit de Koorkerk te Middelburg en het plaatsen van een vervangende orgelkas. Zowel de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden Middelburg als de onlangs opgerichte Stichting tot Bescherming van het Peter Gerritsz-orgel kwam op tegen dit besluit. De vraag die de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in casu eerst diende te beantwoorden, was of deze rechtspersonen wel als belanghebbende aan te merken zijn in de zin van artikel 1:2, lid 3, Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de Awb is bepaald dat slechts belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen besluiten van bestuursorganen. Onder een belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ook rechtspersonen kunnen procederen in het bestuursrecht. Het algemeen of collectief belang dat zij in het bijzonder behartigen dient echter wel te volgen uit hun statutaire doelstellingen alsmede blijkens hun feitelijke werkzaamheden.
In de jurisprudentie is verder bepaald dat het belang van een organisatie daarbij niet te algemeen mag zijn in relatie tot het belang waarvoor het in het concrete geval opkomt. De feitelijke werkzaamheden van de rechtspersoon mag ook niet beperkt zijn tot louter het opkomen tegen besluiten.
Uit de statuten van de vereniging blijkt dat zij zich het volgende ten doel stelt:
“a. het vrijzinnig godsdienstig beginsel, zoals dat met name wordt verkondigd en nagestreefd door de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden in Nederland, in het algemeen en in de Hervormde Gemeente van Middelburg in het bijzonder, te handhaven en te versterken;
b. het binnen die gemeente bevorderen van kerkelijk leven in vrijzinnige geest“.
De ABRvS komt tot het oordeel dat gelet op deze omschreven belangen de vereniging niet rechtstreeks in haar belang wordt getroffen. Zij ziet niet in hoe de vereniging door het vervangen van de orgelkas belemmerd wordt in het handhaven en versterken van het vrijzinnig godsdienstig beginsel en het bevorderen van kerkelijk leven in vrijzinnige geest. De ABRvS verklaart het beroep van de vereniging dus niet-ontvankelijk.
Vervolgens beoordeelt de ABRvS de statuten van de stichting. Zij stelt zich ten doel:
“Lid 1, a. het beschermen van het Peter Gerritsz-orgel met het oogmerk de cultuurhistorische en monumentale belangen van het orgel veilig te stellen. Dit orgel is vanaf 1952 toevertrouwd aan de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden Middelburg voor de Koorkerk Middelburg.
b. het bewerkstelligen van een wereldwijde, openbare wetenschappelijke discussie over de toekomst van dit orgel, uitgaande van de stelling, dat de hiervoor genoemde belangen het best zijn gediend met het expliciete standpunt dit op wereldwijde schaal unieke instrument museaal te conserveren, zonder het originele materiaal aan te tasten”.
Lid 2. De stichting heeft voorts tot doel het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn“.
De ABRvS komt ten aanzien van deze bepalingen wel tot de conclusie dat de verleende monumentenvergunningen een belang betreffen dat de stichting beoogt te behartigen. Echter is dit, zoals hiervoor reeds vermeld, nog onvoldoende om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. De stichting dient ook feitelijke werkzaamheden ter behartiging van dit belang te hebben verricht.
Tijdens de zitting heeft de stichting vermeld dat de activiteiten van de stichting zich tot dan toe hebben beperkt tot het inbrengen van een zienswijze en het instellen van beroep. Dit is blijkens jurisprudentie dus onvoldoende. De Afdeling voegt hier nog aan toe dat in dit geval de hoedanigheid van belanghebbende in beginsel uiterlijk kan worden verkregen op de dag waarop de beroepstermijn eindigt. Dit betekent dat op dat moment de stichting moet zijn opgericht, tevens feitelijke werkzaamheden moet verrichten ter behartiging van haar belangen. Dat er in de stichting individuen betrokken zijn die op persoonlijke titel wel dergelijke activiteiten hebben verricht doet hier niet aan af. Slechts activiteiten van de stichting als zodanig zijn van belang. De ABRvS verklaart kortom ook het beroep van de stichting niet-ontvankelijk.