DeClerck

Regelgeving en jurisprudentie

25 februari 2013

Cultuurhistorische en archeologische waardenkaart verplicht bij bestemmingsplan?

In de onderhavige uitspraak heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) de vraag beantwoord of uit artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de verplichting voor een gemeente voortvloeit om ten behoeve van een bestemmingsplan een cultuurhistorische en een archeologische waardenkaart op te stellen.

Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan “Kom Druten” op 29 maart 2012, luidde artikel 3.1.6, lid 2, onder a, Bro: “Voor zover bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden in de toelichting ten minste neergelegd een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.” Tegenwoordig is dit artikel 3.1.6, lid 4, onder a, Bro.

Een aantal belanghebbenden dat beroep tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft ingesteld, verwijt de gemeenteraad van Druten dat er ten onrechte zowel geen cultuurhistorische als archeologisch waardenkaart is opgesteld voor het plangebied. Terwijl in het centrum van Druten een groot aantal monumentale panden aanwezig is en sprake is van een historische structuur.

De gemeenteraad pareert deze stelling met het feit dat de cultuurhistorische aspecten wel zijn meegewogen bij de integrale beoordeling van de ruimtelijke ontwikkeling die in het plan mogelijk worden gemaakt. De aanwezige gemeentelijke en rijksmonumenten zijn verder met een aanduiding op de plankaart aangegeven en hierdoor beschermd. In de toelichting is daarbij ingegaan op de cultuurhistorische waarden van het centrum en daarmee is volgens de gemeenteraad voldaan aan het bepaalde hieromtrent in het Bro.

In haar uitspraak verwijst de Afdeling naar de Beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg (Kamerstukken II, 2009/10, 32 156, nr. 1). In deze beleidsbrief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn de moderniseringsplannen van de overheid ten aanzien van monumentenzorg weergegeven. Een van de voornemens was om cultuurhistorie expliciet op te nemen in het Bro, zodat gemeenten hieromtrent een zichtbare afweging maken in het kader van het opstellen van bestemmingsplannen. Het resultaat van dit voornemen is artikel 3.1.6 Bro.

In de onderhavige plantoelichting bij het bestemmingsplan is kortom wel een beschrijving gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden, maar geen waardenkaart bijgevoegd. Uit de Beleidsbrief en artikel 3.1.6. vloeit volgens de ABRvS echter niet voort dat deze beschrijving noodzakelijkerwijs gepaard dient te gaan van een kaart. De beschrijving van cultuurhistorische waarden in een gebied kan immers op verschillende manieren worden vormgeven, hetgeen dus niet altijd een kaart vereist. De ABRvS ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6., lid 2, onder a, Bro.

Zie: ABRvS 30 januari 2013, LJN: BY9945

Terug naar alle regelgeving en jurisprudentie