DeClerck

Praktijkvoorbeelden

22 februari 2023

De monumentenaanwijzing achteraf

Het komt altijd weer voor: een particulier of bedrijf wil een pand kopen om grondig te verbouwen, aan te passen of te slopen ten behoeve van nieuwbouw op die plek, doet onderzoek naar de planologische voorwaarden en of er monumentenstatus op rust, stelt vast dat het pand geen monument is en ook niet op de nominatie staat om te worden aangewezen, koopt te goeder trouw het object en start de voorbereidingen voor verbouwing of nieuwbouw, dit alles in goed overleg met de gemeente. Vaak gaat het om een jaren ’50-, ’60- of ’70-pand.

En dan: erfgoedverenigingen en/of verontruste burgers trekken aan de bel en verzoeken de gemeente het pand alsnog de monumentenstatus te geven. De gemeente gaat schuiven, deskundigenrapporten worden geschreven en het pand wordt inderdaad als monument aangewezen. De eigenaar ziet zijn plannen in duigen vallen, want hij heeft het pand niet gekocht om het te behouden maar om er juist grondig mee aan de slag te gaan of er iets anders voor in de plaats neer te zetten, en daartegen bestond op het moment van aankoop ook geen enkel bezwaar. Maar door de monumentenstatus is de aankoop zinloos geworden. Bovendien is het niet gemakkelijk om weer van het pand af te komen want in de regel daalt door de monumentenstatus de belangstelling voor het pand en ook zijn marktwaarde: de monumentenstatus betekent immers minder gebruiksmogelijkheden, meer bureaucratie en hogere instandhoudingskosten, die slechts zeer ten dele door subsidies worden gedekt. De eigenaar die het pand te goeder trouw heeft gekocht moet dus een bittere pil slikken.

Natuurlijk moet ons erfgoed in voldoende mate behouden blijven. Maar over de gevolgen van dit soort achteraf-aanwijzingen wordt in de regel veel te laconiek gedaan. Al te gemakkelijk wordt de achteraf-aanwijzing als een normaal maatschappelijk risico voor de nieuwe eigenaar beschouwd en de rekening volledig bij hem gelegd. En al te gemakkelijk wordt gezegd dat de eigenaar een waardevermindering, andere financiële nadelen en gebruiksbeperkingen als gevolg van de monumentenaanwijzing maar op de koop toe moet nemen. Maar gemeenten die een pand tot nu toe nog nooit de moeite waard hebben gevonden en tijdens de wedstrijd de spelregels veranderen, schenden de rechtszekerheid. Dat hoort niet.

En daarom zou het geen free ride voor de gemeente mogen zijn. Op zulke gemeenten behoort een extra zware verantwoordelijkheid te rusten:

  • zij horen aan te tonen dat er werkelijk een dwingende noodzaak bestaat om het pand tot monument te maken;
  • zij horen uit eigen beweging en serieus te onderzoeken welke financiële en andere gevolgen een aanwijzing voor de eigenaar zou hebben;
  • én zij horen bij aanwijzing de eigenaar volledig schadeloos te stellen voor de vergeefse aankoop en alle verdere reeds gemaakte kosten.

Dat is tot nu toe helaas niet zoals het gaat. Maar het is niet meer dan fair dat voor dit soort achteraf-aanwijzingen een hoge prijs geldt. Een hoge prijs leidt tot beter nadenken, en dat is bij achteraf-aanwijzingen, die de kersverse eigenaar hard treffen, maar al te nodig.

Terug naar alle praktijkvoorbeelden