DeClerck

Regelgeving en jurisprudentie

28 april 2020

Doorhalen inschrijving rijksmonument in het rijksmonumentenregister

Na het moment van inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister kan een aanleiding ontstaan om die inschrijving weer door te halen. Bijvoorbeeld vanwege de slechte of vervallen staat van het rijksmonument. In geval van renovatieplannen loopt de eigenaar van een rijksmonument dan met regelmaat tegen de beperkingen van de status van het rijksmonument aan. Het renoveren van het rijksmonument tot een bruikbaar pand gaat immers niet altijd hand in hand met de bescherming van het rijksmonument die de monumentenzorg beoogt. Recent is er een interessante uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) gepubliceerd. Aanleiding om nog eens stil te staan bij de vraag wanneer de eigenaar van een rijksmonument mag verwachten dat de inschrijving van het pand wordt doorgehaald in het rijksmonumentenregister.

De situatie dat een geschil ontstaat over het al dan niet doorhalen van het rijksmonument in het register is niet nieuw. Uit een eerdere uitspraak van de ABRvS blijkt dat het toetsingskader in zo’n geval bestaat uit grofweg twee stappen:

  1. De beoordeling of het pand nog steeds als rijksmonument kan worden aangemerkt, waarbij van belang is of er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een nieuw licht laten schijnen op de eerdere aanwijzing als rijksmonument;
  2. Indien hiervan sprake is dient een belangenafweging plaats te vinden tussen het algemeen belang bij het behoud van het rijksmonument en het (gestelde) belang bij de beëindiging van de status als rijksmonument.

Monumentale waarden van het rijksmonument

Aan de aanwijzing van een rijksmonument ligt een beoordeling ten grondslag op de aanwezigheid van monumentale waarden. Volgens de Erfgoedwet kunnen deze monumentale waarden bestaan uit schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. De aanwijzingsprocedure is omkleed met (procedurele) voorwaarden, waaronder de advisering door het betreffende college van burgemeester en wethouders en in bepaalde gevallen ook van de betreffende gedeputeerde staten. Na de aanwijzingsprocedure wordt het rijksmonument ingeschreven in het rijksmonumentenregister.

Als de monumentale waarden van het rijksmonument ter discussie komen te staan en de eerste stap moet worden genomen, dan volgt de Minister niet opnieuw de volledige aanwijzingsprocedure. Wel beoordeelt hij of nog steeds sprake is van de betreffende monumentale waarden: de schoonheid, de wetenschappelijk waarde of de cultuurhistorische waarde van het rijksmonument. Hij neemt daarbij de waarderingscriteria als uitgangspunt en betrekt bij zijn besluit de overwegingen die oorspronkelijk ten grondslag lagen aan de aanwijzing. Hiertoe wordt de Minister geadviseerd door deskundigen. Blijkt het rijksmonument inderdaad niet langer te beschikken over de monumentale waarden, dan komen we toe aan de tweede stap: de belangenafweging.

Afweging van het algemeen belang en het individuele belang

Het algemeen belang bij behoud van rijksmonumenten wordt onder andere gewaarborgd en bewaakt door de Erfgoedwet in combinatie met het rijksmonumentenregister. Het schrappen van een rijksmonument uit het register is een ambtshalve bevoegdheid van de Minister. Dat houdt in dat hem daarin beleidsvrijheid toekomt, wat de rechter terughoudend toetst. Die beleidsvrijheid van verklaart de tweede stap. Ten aanzien van onder meer het schrappen van een rijksmonument is de Beleidsregel van 25 juni 2016 opgesteld.

De Minister zal moeten onderzoeken of het algemeen belang bij het behoud van het rijksmonument moet wijken voor het individuele belang van de eigenaar van het rijksmonument. Oftewel of dat individuele belang zwaarder weegt. Een dergelijke situatie is denkbaar als een rijksmonument in vervallen staat verblijft, waardoor de monumentale waarden zodanig teniet zijn gegaan of zwaar beschadigd zijn geraakt, dat het terugbrengen van het pand in die staat het onmogelijke vergt. Wat overigens niet betekent dat (enkel) verhoogde verbouwingskosten automatisch zouden moeten leiden tot schrappen van het rijksmonument in het register. Hogere kosten zijn gebruikelijk bij aanpassing van monumenten, waarvoor verschillende subsidies of fiscaliteiten ter beschikking (kunnen) zijn.

Op het moment dat sprake is van een vervallen en onbruikbaar geworden rijksmonument, dat onmogelijk kan worden gerenoveerd met behoud van monumentale waarden, dan zal de eigenaar schrapping van het rijksmonument wensen. Er kan dan sprake zijn van een situatie die geen uitzicht meer biedt op een oplossing waardoor aanleiding voor schrapping bestaat, aldus de aangehaalde beleidsregel. Nu de schrapping een ambtshalve bevoegdheid is, kan schrapping niet worden verzocht. Wél kan de Minister worden gewezen op onjuistheden in het rijksmonumentenregister. Met andere woorden, men kan de Minister erop wijzen dat een daarin opgenomen object vermoedelijk niet langer de status van rijksmonument behoort toe te komen. In zo’n geval is denkbaar dat het vasthouden aan het algemeen belang bij behoud van het rijksmonument onredelijk bezwarend zal zijn in vergelijking met het belang van de eigenaar van het rijksmonument. Degelijke onevenredigheid kan ertoe leiden dat het op de weg van de Minister ligt het rijksmonument te schrappen uit het rijksmonumentenregister.

Ondanks dat schrapping van het rijksmonument formeel niet kan worden aangevraagd, lijkt de eigenaar vanuit zijn individuele belang een dergelijke schrapping wel te kunnen initiëren. Een nauwkeurige aanpak is essentieel!

 

Terug naar alle regelgeving en jurisprudentie