Over het besluit van het stadsdeel Zuid van 11 juni 2009 om het zogenaamde Afrikahuis te Amsterdam aan te wijzen als gemeentelijk monument, is lang geprocedeerd. Op 24 december 2014 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) uitspraak.
Het bisdom en de parochie, van de in het als gemeentelijk monument aangewezen complex gevestigde kerk en klooster, waren voornamelijk van mening dat het object niet monumentwaardig is en dat er bij de aanwijzing onvoldoende rekening is gehouden met de negatieve gevolgen van de monumentenstatus voor herontwikkeling of verkoop.
Monumentwaardigheid
Het is niet voor iedereen begrijpelijk, maar de bestuursrechter toetst in dit soort zaken terughoudend. Voor wat betreft de monumentwaardigheid heeft het stadsdeel namelijk beoordelingsruimte. De bestuursrechter oordeelt daarom niet zelf over de monumentwaardigheid van een object, maar toetst slechts of de beoordeling op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Wat in de monumentenpraktijk er op neer komt dat de rechter toetst of het advies van de monumentenadviseur van het bestuursorgaan, naar inhoud en wijze van totstandkoming geen gebreken vertoont.
Het eigen deskundigenadvies, dat het bisdom en de parochie hebben laten opstellen, waarin een tegengestelde conclusie is opgenomen over de monumentwaardigheid, wordt door de bestuursrechter dan ook simpelweg aan de kant geschoven: het maakt niet aannemelijk dat het advies aan het stadsdeel gebrekkig is, dus mag het stadsdeel blind op eigen advies varen.
Negatieve gevolgen monumentenstatus
Wanneer een object monumentwaardig geacht mag worden, is de volgende stap om het object ook als monument te beschermen. Dit gebeurt door een aanwijzingsbesluit. Ook de keuze om een object als beschermd monument aan te wijzen, toetst de bestuursrechter weer terughoudend. Ditmaal, omdat het stadsdeel over beleidsvrijheid beschikt.
Uit eerdere uitspraken van de ABRvS (van 3 april 2013 en 16 juli 2014) wordt wel duidelijk dat regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur de grenzen aangeven van deze beleidsvrijheid. Gelukkig bewaakt de bestuursrechter deze grens nog wel. Zo moet een bestuursorgaan de negatieve gevolgen van de monumentenstatus mee laten wegen bij de aanwijzing wanneer de eigenaar van het monument deze concreet kenbaar maakt.
In het geval van het Afrikahuis had het stadsdeel in zijn beslissing op het bezwaar van het bisdom en de parochie kennelijk bouwkundige oplossingen aangedragen om het object weer exploitabel te maken en gewezen op de multifunctionele opzet de flexibiliteit van het object. Plus het had zijn bereidheid uitgesproken om mee te werken aan een ingrijpende verbouwing waarbij het het belang van hergebruik boven het belang van bepaalde monumentale waarden zal stellen.
De visie van het bestuursorgaan hoe een object in de markt ligt en in de toekomst zal kunnen liggen, is, zoals uit onderhavige uitspraak blijkt, weer bepalend voor de terughoudend toetsende bestuursrechter. Een visie die wellicht te gemakkelijk in het voordeel van het monument aanwijzende bestuursorgaan wordt geformuleerd, terwijl het bestuursorgaan niet de financiële risico’s hoeft te dragen van het her te bestemmen object.
Nu het stadsdeel, volgend de ABRvS, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hergebruik mogelijk is, is het vervolgens weer aan de eigenaar om het tegendeel aannemelijk te maken. Het bisdom en de parochie slaagden daar niet in. Hun beroep wordt dus ongegrond verklaard, zodat de aanwijzing in stand blijft.