In een recente uitspraak van de Rechtbank Overijssel is de rechtspraak over de intrekking van een aanwijzing ofwel doorhaling in het monumentenregister weer eens goed op een rij gezet. Het ging hier om het Badhuis te Hengelo, waarvan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo heeft besloten om de aanwijzing als gemeentelijk monument in te trekken. De Rechtbank komt tot het oordeel dat het college ten onrechte is voorbijgegaan aan de monumentale waarde van het Badhuis. Ook de stelling van het college dat de bouwkundige staat van het Badhuis zeer slecht is en dat exploitatie niet mogelijk is, is volgens de Rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De Rechtbank verwijst in haar uitspraak naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 februari 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BL4152) waarin is overwogen dat een onroerende zaak, die niet monumentaal is, niet als beschermd monument kan worden aangewezen. Dat brengt ook met zich dat als een onroerende zaak de monumentale waarde heeft verloren de bestaande aanwijzing als beschermd monument ongedaan moet worden gemaakt. De ongedaanmaking geschiedt door het doorhalen van de inschrijving. De herbeoordeling van de monumentwaardigheid vindt plaats op basis van de ten tijde van de besluitvorming bestaande feitelijke situatie. In de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2011 (ECLI:RVS:2011:BT2148) is overwogen dat bij deze herbeoordeling alle relevante feiten en omstandigheden met inbegrip van de ingebrachte informatie dat de aanwijzing op onjuiste gronden zou hebben plaatsgevonden, kunnen worden betrokken. Het gaat immers om de beoordeling of de zaak nog monumentale waarde heeft en in aanmerking komt voor bescherming.
In de zaak van het Badhuis te Hengelo komt de Rechtbank tot het oordeel dat verweerder ten onrechte de monumentwaardigheid niet heeft getoetst aan de criteria, zoals deze in de gemeentelijke Erfgoedverordening zijn neergelegd. Volgens de rechtbank hebben de door de monumentencommissie uitgebrachte adviezen geen betrekking op de monumentwaardigheid van het Badhuis, maar is sprake van het innemen van ‘politieke’ standpunten. Volgens de rechtbank is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank draagt het college dan ook op om een nieuw besluit te nemen op de door Stichting Cuypersgenootschap en Bond Heemschut gemaakte bezwaren tegen het besluit tot intrekking van de aanwijzing van het gemeentelijk monument van het Badhuis.
Zie: Rechtbank Overijssel, 17 september 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2236